In het kort
Het principe van leren met de kaartjes is eenvoudig:
1. Schrijven
2. Leren en herhalen
3. Ken je er één? Droppen.
Maar hoe maak je goede flashcards? Wat werkt en waar moet je op letten? Hierbij onze 8 beste tips en adviezen.
Het principe van leren met de kaartjes is eenvoudig:
1. Schrijven
2. Leren en herhalen
3. Ken je er één? Droppen.
Maar hoe maak je goede flashcards? Wat werkt en waar moet je op letten? Hierbij onze 8 beste tips en adviezen.
Op het moment dat je schrijft, moeten je hersens harder werken dan tijdens typen. Je bedenkt niet alleen wat je moet schrijven, maar ook hoe je het moet opschrijven: je motoriek wordt aangesproken.
Daarnaast creëer je ook een beeld in je geheugen van het kaartje dat je hebt gemaakt: ook dit onthoud je beter dan een getypt verhaal.
Afbeeldingen onthoud je altijd beter dan tekst. En zeker als je ze zelf hebt gemaakt. Gebruik zoveel mogelijk tekeningetjes en schema’s en wees niet bang om ook verschillende kleuren te gebruiken. Investeer in een set goede gekleurde pennen en je maakt je flashcards nog beter.
Kleine schema’s en tekeningen maken je flashcards duidelijk en het is leuk om te maken
We hebben allemaal onze eigen associaties bij bepaalde woorden, definitief of formules. De één nog gekker dan de ander. Gebruik ze! Juist deze associaties werken voor jou uitstekend (en je maakt de flashcards toch voor jezelf, nietwaar?).
Het is verleidelijk om een opsomming als antwoord aan de achterkant van een flashcard te zetten. Maar pas hiermee op: er is een verschil tussen “herkennen” en “herinneren”.
Voorbeeld uit het vak Economie: ‘wat zijn macro-economische variabelen’. Dit zijn er zes: Demografisch (samenstelling bevolking, enz), Economisch (Koopkracht, inflatie enz), Sociaal (ethiek enz), Technisch (internet enz), Overheid (wetten, enz) en Politiek.
Verschil tussen kennen of herkennen
Het is eenvoudig om deze 6 variabelen op één flashcard te zetten. Het gevolg is dat je tijdens het leren deze niet allemaal apart kent, maar alleen in een verband. En waarschijnlijk ken je er 2 en herken je er 4.
Neem dus de moeite om voor elke definitie of vraag 1 kaartje te gebruiken, zo weet je zeker dat je alles daadwerkelijk kent.
De kaartjes in gebruik voor Literatuur.
Ook dit helpt enorm bij het opslaan van herinneringen (en dus leren). Spreek zowel de vraag als het antwoord hardop uit, hierdoor maak je wederom nieuwe associaties aan in je hersens en leer je nog sneller.
Leer niet alleen de vraag & het antwoord, maar ook andersom. Dus draai letterlijk je flashcards om en herinner je de vraag die hoort bij het antwoord.
Ook dit zorgt weer voor nóg betere associaties en je kent de leerstof letterlijk door en door. Je leertijd blijft trouwens hetzelfde en wordt vaak zelfs nog korter door deze methode.
Latijn flashcards, 2 kanten op geleerd. Latijn – Nederlands en vice versa
Het grootste voordeel van flashcards is tegelijkertijd het nadeel. Flashcards zijn allemaal kleine, hapklare brokjes informatie die je los van elkaar kunt leren. Ideaal als je veel definities, woorden of formules moet onthouden.
Maar je verliest het grotere plaatje wel uit het oog: complexe verbanden zie je niet meer. Kies dus altijd de leermethode die daadwerkelijk past.
Begin eerst altijd met het rustig doorlezen van de stof voordat je begint met het maken van de flashcards.
Je hebt meer inzicht in de totale leeropdracht en daardoor ook een goed beeld van de soort flashcards die je moet maken. Ook weet je welke flashcards je kunt gaan gebruiken.
Heb je veel definities? Dan ga voor het A7 formaat. Moet je vooral woordjes (idioom) of korte termen leren? Gebruik dan de halve flashcards. Lees alles over de formaten flashcards hier.
Gebruik kleurcodes om je kaartjes te sorteren. De confetti kaartjes zijn ideaal (en leuk) als overzichtskaartje voor de stapel.